De kerk
In de middeleeuwen waren kerken erg machtig. Iedereen geloofde in het christendom. En door de groeiende welvaart ging ook steeds meer geld naar het bouwen van mooie, imposante kerken. Daardoor ontstonden er verschillende stijlen in de kerkbouw.
1. De Romaanse stijl
De Romaanse stijl is afgekeken van de Romeinse bouwkunst. Dat zie je ook wel in de naam.
Kenmerken van de Romaanse stijl:
De bouwwerken hebben dikke muren.
De bouwwerken hebben kleine, ronde ramen.
En de bouwwerken zijn gebouwd met een tongewelf.
Het dak heeft een rond gewelf of een koepel.
2. De Gotische stijl
Vanaf 1250 veranderden de kerken in stijl. De kerken werden nu lichter en hoger.
Kenmerken van de Gotische stijl:
De bouwwerken hebben grote ramen met glas in lood.
De bouwwerken hebben spitse bogen en een kruisgewelf.
De luchtbogen zijn versierd en ook de buitenkant van de bouwwerken zijn versierd.
Machtige kerk
De kerk had veel macht over mensen omdat de kerk bepaalde wie goede christenen waren en aan welke regels deze christenen zich moesten houden, zo kwamen ze in de hemel. Ze zeggen dat er rijkdom en armoede is omdat god het zo gewild heeft. Het is wel de bedoeling dat de rijken de armen helpen: liefdadigheid. Zoals geld geven aan bedelaars, weeshuizen oprichten en gasthuizen voor ouderen (een soort bejaardentehuis).
Goede christenen
Goede christenen volgden de regels van de kerk. Volgens de kerk was er één god en waren er honderden heiligen. De goede christenen moesten god vereren en ze moesten ook de heiligen vereren. Niet alleen de heiligen zelf werden vereerd, maar ook hun relikwieën werden vereerd. Relikwieën waren dingen zoals de botten, kleren en andere voorwerpen van de heiligen.
Minder goede christenen
Er waren twee soorten christenen die slecht waren:
Ketters
Ketters waren mensen die zich niet aan de kerkelijke regels hielden
Heksen
Heksen waren mensen, meestal vrouwen, die contact hadden met de duivel.
Als de mensen niet bekenden dat ze ketters of heksen waren werden ze gefolterd. Ze werden dan gemarteld totdat ze bekenden. Vanaf 1232 werd de inquisitie ingesteld. Dat waren reizende monniken die ketters en heksen arresteerden als ze verdacht gedrag vertoonden. De inquisitie mocht ook ketters martelen. Als de ketters bekenden en een andere ketter aanwezen kwamen ze er met een kleine straf vanaf. Wie niet bekende en vasthield aan zijn ketterse ideeën werd levend verbrand.
De dood
De mensen waren in de middeleeuwen voortdurend bezig met de dood. De kerk leerde de mensen dat je nadat je dood was gegaan naar de hel of naar de hemel ging. Later vertelden ze dat er ook een derde mogelijkheid was; het vagevuur.
Mensen die een erge misdaad hadden begaan, zoals een moord, werden naar de hel gestuurd. Daar moest je eeuwig branden en pijn lijden. De meeste andere mensen gingen naar de hemel, maar moesten eerst door het vagevuur om gestraft te worden voor hun (minder erge) misdaden. Daarna gingen ze meteen door naar de hemel. Door te bidden en giften aan de kerk te geven konden ze hun tijd in het vagevuur verkorten. Ook verkocht de kerk aflaten. Met aflaten konden de mensen ook hun tijd in het vagevuur verkorten.
Pelgrims gingen te voet een bedevaart maken. Ze liepen dan naar het graf van Jezus in Jeruzalem, van de heilige Petrus in Rome of van de heilige Jacobus in Santiago de Compostella. Dat was dan een volledige aflaat. De pelgrims konden dan meteen in de hemel komen, zonder eerst door het vagevuur te moeten.
Maak jouw eigen website met JouwWeb